Plantage 24-36: dokterswoning
Het Leidsch Dagblad van 4 september 1970 besteedt volop aandacht aan de eerste aankoop van de SHWJ, en merkt daarbij de hoge huur op die de stichting aan haar jonge bewoners moet vragen: voor het kleinste kamertje moet nog altijd 130 gulden per maand worden betaald (zo’n 60 euro). Toenmalig voorzitter Bram Kret wijst in ieder kranteninterview op de discriminatie van werkende jongeren: als de Stichting Leidse Studentenhuisvesting het pand zou hebben gekocht, zou datzelfde kamertje niet meer dan 80 gulden hebben gekost (ruim 35 euro), vanwege de subsidie die studenten wel, maar werkende jongeren niet krijgen. Dat terwijl werkende jongeren ook maar 6000 à 7000 gulden (tussen de plusminus2700 en 3200 euro) per jaar verdienen, en daarover ook nog eens extra belasting moeten betalen, namelijk de vrijgezellenbelasting waarover je in de inleiding las. Voor nieuwbouw is er wel subsidie, waardoor de huurprijzen daarvan lager kunnen zijn, reden waarom de jonge stichting daar ook al mee bezig is. En verder gaat zij zich inzetten om subsidie voor het opknappen van oude huizen te krijgen– een strijd die zij pas in 1980 zal winnen. In de kadertekst op de volgende pagina lees je meer over Plantage 24 en zijn bewoners voordat er werkende jongeren in trokken. Overigens had het bestuur van de SHWJ in de jaren zeventig ook wilde plannen voor nieuwbouw aan de Plantage; woningen voor werkende jongeren zijn hard nodig, daarom zoekt het bestuur overal naar mogelijkheden. Maar tegen deze plannen bestaat zoveel weerstand, dat het er niet van zal komen.
Dokterswoning aan de Plantage
De huizen aan de Plantage zijn gebouwd in het laatste kwart van de 19e eeuw, nummer 24 komt uit 1878. De Plantage was toen echt een plantage: een besloten groene lusthof aan de rand van de stad.[1] Er wonen dan ook keurige, rijke dames en heren. Zoals mevrouw Gordon, die een oproep plaatst in het Leidsch Dagblad van 13 september 1920, omdat ze ‘in de electrische tram te Noordwijk [een] donkerblauwzijden parasol met witte baleinknoppen’ heeft achtergelaten – tegen goede beloning terug te bezorgen op Plantage 24
Dr. Jac. J. de Jong
In 1923 en 1924 staat het ‘geheel gerestaureerde heerenhuis met grooten tuin’ te koop. Op foto’s uit het eind van de 19e eeuw heeft het pand nog geen erkeruitbouw, die is namelijk rond 1900 aangebouwd. Een jonge dokter koopt het pand: de dertiger Jac. J. de Jong, een internist, want ‘uitsluitend voor inwendige ziekten’, zo omschrijft hij zijn specialiteit in een advertentie in de Leidsche Courant van 14 november 1925. De Jong is overigens actief in ‘Leidenaars-oud-Leidenaars’, een vereniging van reünisten van het studentencorps. Elk jaar op 8 februari is er een diner in Den Vergulden Turk ‘ter herdenking van den dies der Leidsche Hoogeschool, in de schaduw van welker muren zij ook na hun studententijd zijn blijven werken’, zo laat de dokter optekenen in het Leidsch Dagblad van 25 januari 1933. Na de maaltijd gaat het feest altijd verder op de Sociëteit Minerva.
De dokter overlijdt in augustus 1969, waarna het huis komt leeg te staan. Een jaar later vraagt de SHWJ gemeentegarantie voor de aankoop en verbouwing van het pand, begroot op 140.000 gulden (ruim 63.500 euro).
Plantage 24-36 is nu een hoekhuis, maar dat is niet altijd zo geweest, want er stond nog een huis naast: nummer 26. Dat pand moest wijken om het Utrechtse Veer te verbreden, wat nodig was om ‘de verkeerssituatie te verbeteren’, aldus B en W. Dat werd in 1954 in gang gezet; de gemeente koopt dan Plantage 26. Maar een stukje grond ernaast is van NV Nationaal Grondbezit, die het wel wil ruilen met een ander stuk grond in de gemeente, en dan tegelijk de scheidingsmuur met nummer 24 netjes zal afwerken en er twee ramen in zal plaatsen. Dat gebeurt. Nummer 26 kent een illustere bewoner: L.J. van Holk, die vereeuwigd is in een plaquette op de zijmuur van nummer 24.
Prof. dr. L.J. van Holk
Op Plantage 26 woonde vanaf 1933 Lambertus Jacobus van Holk, een remonstrantse dominee die in 1931 hoogleraar Godsgeleerdheid wordt. Van Holk zou beroemd worden door een redevoering aan het begin van de Tweede Wereldoorlog: op 26 november 1940 houdt hij een protestrede naar aanleiding van het ontslag van zijn Joodse collega’s door de nazi’s; ook zijn collega’s R.P. Cleveringa en J.A.J. Barge houden protestredes. In 1942 neemt Van Holk ontslag en in hetzelfde jaar wordt hij opgepakt om tot 1944 samen met zo’n 450 andere intellectuelen als gijzelaar in een kamp te verdwijnen.
De protestrede wordt ieder jaar op of rond 26 november herdacht met de Cleveringalezing. In 2015 staat een deel van de plaquette op een postzegel, tezamen met een foto van Van Holk, Cleveringa en Barge. Van Holk preekt overigens regelmatig in de Remonstrantse Kerk, waar hij in 1942 ook kort dominee van is; zie pagina 48 voor meer over deze kerk. En ook opmerkelijk: toen hij voor zijn baan naar Leiden kwam, woonde hij eerst óók in een huis naast een pand dat later van de SHWJ zou worden: Groenhovenstraat 5.
Groenhovenstraat 6: ‘goed onderhouden heerenhuis met tuin’
Het in 1915 aan de Trekvliet gebouwde Groenhovenstraat 6 stond in 1925 ‘bij opbod en afslag’ te koop, met een precieze omschrijving in het Leidsch Dagblad van 22 juni:[1][Beeld: in plaats van citaat (een fragment van) de echte advertentie?]
Het goed onderhouden heerenhuis m. tuin (…) met riant uitzicht op de Rijn en Schiekade, gr. 1 A. 39 c.A., bevat: vestibule met marmer bevloerd, tochtdeuren, gang, 2 kamers en suite, serre, keuken, tuin en schuur; 1ste étage: gang, voorkamer, kabinet, achterkamer met balkon; 2e étage: portaal, 2 voorkamers, zolder en dienstbodekamer met aanleg voor bad. De plafonds in gangen en kamers zijn beneden geschilderd, ook in de serre, en boven gestukeerd. Is voorzien van stookplaatsen met zwart marmeren mantels, sanitaire closets, gas- en waterleiding en electrische huurlichtleiding en is in eigen gebruik.
[1] 1 A. 39 c.A. wil zeggen: 1 are en 39 centiare; wij zouden zeggen: 139 m2.
Van 1928 tot in 1949 is Groenhoven 6 het adres om je staatsloten te kopen, eerst bij mevrouw Beet-Tetroden en vanaf 1932 bij mevrouw Van der Vlugt. Die laatste wordt in 1952 een lieve oude dame genoemd door een dienstbode die gaat trouwen en opvolging zoekt. In 1969 staat het huis te koop – de parterre is dan verhuurd, daarnaast zijn er nog zeven kamers en een badkamer. In 1970 wordt ‘de lieve oude dame’ 100 jaar, wat een artikel met foto oplevert in de Nieuwe Leidsche Courant van 21 mei. Een jaar daarna, 1971, komt het huis in bezit van de SHWJ.
Raamsteeg 63: tapperij en slijterij
Raamsteeg 63, gebouwd in 1850, is zo’n halve eeuw lang een tapperij (kroeg) en slijterij van de familie Voorham. Kennelijk doet de kroegeigenaar ook iets met vlees, want in 1927 wordt hij beboet met 1 gulden (45 eurocent) of 1 dag hechtenis ‘wegens vleesch dragen op hoofd en schouders, zonder dat deze met zindelijke doeken zijn bedekt’, zo valt in het Leidsch Dagblad van 16 september van dat jaar te lezen. Er vestigen zich regelmatig bewoners op het adres; er is kennelijk sprake van kamerverhuur of een kosthuis.
In 1971 vraagt de SHWJ om gemeentegarantie voor betaling van rente en aflossing voor Raamsteeg 63. Het Leidsch Dagblad van 10 augustus 1971 verslaat een raadsvergadering, waarin onder meer deze garantie ter sprake komt. De verantwoordelijke wethouder, P.S. Harmsen, ligt onder vuur vanwege zijn ‘financiële gedragingen’, maar overleeft een motie van wantrouwen. Twee raadsleden vragen vervolgens rond de garantstelling voor de SHWJ hoelang die stichting nog ongelimiteerd kan doorgaan met aankopen. Harmsen antwoordt politiek dat er een limiet is, maar dat die ‘nog niet duidelijk afgepaald is’. In gewonemensentaal: er is geen limiet. De SHWJ heeft van het stadhuis wat dat betreft dus niet snel iets te vrezen, maar kan er verder niet veel van verwachten: gemeentegarantie maakt het gemakkelijk om panden te kopen en aan te passen, maar een broodnodige subsidie om de huur voor jongeren betaalbaar te maken komt er almaar niet. Veel werkende jongeren vallen daardoor buiten de boot, terwijl er wél goed voor studerende jongeren wordt gezorgd. Dat kan niet lang goed gaan.
Steun ongeacht politieke kleur
Oud-voorzitter van de SHWJ Jan Karstens (hier lees je een uitgebreid interview met hem): ‘In de beginjaren van de SHWJ domineerde de PvdA de gemeenteraad. De toenmalige wethouders Cees Waal en Dick Tesselaar hebben enorm veel gedaan voor de renovatie van Leiden. Het bestuur van de SHWJ had geen PvdA-achtergrond, maar de stichting kreeg veel steun van de wethouders. We vonden elkaar in onze sociale doelstellingen.’