De Stichting Huisvesting Werkende Jongeren is bij de oprichting in juli 1970 maar een groentje op het gebied van koop, renovatie en verhuur, want daar heeft ze geen enkele ervaring mee. Maar de stichting heeft wel een goed idee, een ferm plan en meer dan genoeg ambitie om het ideaal te verwezenlijken om jonge inwoners van Leiden te ondersteunen zelfstandig te worden. Dat blijkt ook uit de statuten van de stichting. Hoe verliep het in die beginjaren met die jonge stichting en waarom begon de SHWJ eigenlijk in het centrum?

Een organisatie die geen winst mag maken
De rijksoverheid gaf niet thuis toen de SHWJ zich het lot aantrok van jongeren die zelfstandig wilden wonen, maar de gemeente Leiden zag gelukkig wel de noodzaak om deze vergeten groep te helpen. De gemeenteraad besloot de SHWJ namelijk garanties te geven bij leningen voor de aankoop en renovatie van huizen voor deze inwoners. Dat opende de weg om oude panden te kopen, omdat het met een gemeentegarantie gemakkelijk werd geld te lenen en er in het centrum genoeg  opknappanden stonden. Maar zonder subsidie bleef het lastig om een betaalbare huur te vragen aan de werkende jongeren met hun lage inkomens. Daar staat  tegenover dat de SHWJ hun iets kon bieden wat andere bonafide verhuurders niet konden bieden: een lagere leeftijdsgrens om een woning te kunnen huren.

De SHWJ is ‘een privaatrechtelijke stichting zonder winstoogmerk’, wat inhoudt dat alleinkomsten worden gebruikt voor de stichting zelf. Met het geld dat binnenkomt wordt in deeerste plaats natuurlijk alles betaald wat nodig is om de (kleine) organisatie draaiend te houden,zoals loon en aflossing op hypotheken, maar wat overblijft kan de stichting investeren in bijvoorbeeld bestaande bouw, renovatie en nieuwbouw. Dat de SHWJ een privaatrechtelijke stichting is, houdt verder in dat zij zelf bepaalt wie wel en niet een woning mag huren. Daarin verschilt ze van woningcorporaties. Die moeten zich daarbij namelijk houden aan wat de overheid voorschrijft. Zo hanteerde de gemeente Leiden in 1970 de leeftijdgrens van 24 jaar om je te mogen inschrijven als woningzoekende, maar kon de SHWJ daarvoor een eigen grens stellen. Dat werd ‘meerderjarig’, wat in 1970 betekent dat je 21 jaar moet zijn (in 1990 is die leeftijd in de wet verlaagd naar 18 jaar). Maar had je ‘schriftelijke toestemming van je wettelijke vertegenwoordigers’, dus van je ouders of verzorgers, dan kwam je ook als minderjarige in aanmerking voor een woning van de stichting. Daarmee werd de ongelijkheid tussen studenten en niet-studenten gedeeltelijk weggenomen, want studenten konden als minderjarigen al een woning huren bij de Stichting Leidse Studentenhuisvesting. De SHWJ werkte zo meteen al aan een van de doelen die in de statuten waren opgenomen (zie de kadertekst).

Idealen gemetseld in statuten
In de oprichtingsstatuten van 15 juli 1970 zijn de idealen van de stichting duidelijk vastgelegd. De SHWJ richt zich op alleenstaande of getrouwde werkende jongeren die zelfstandig willen wonen; een jongere kan zelfs minderjarig zijn, als hij dan maar toestemming heeft van zijn ouders of verzorgers. Daarmee  valt de grootste groep directe concurrenten meteen af: de studenten, want dat zijn geen ‘werkenden’. Dat dat laatste een streven is, staat overigens ook  expliciet in de statuten, want de stichting wil de tegenstelling wegnemen tussen studerende en werkende jongeren bij de kansen op een woning. Het doel van de stichting is om werkende jongeren te bieden wat ze graag willen en waar ze ook recht op hebben: zelfstandig kunnen leven ‘voor het persoonlijke levensgeluk en voor de bijdrage aan de maatschappij waarvan de jongere deel uitmaakt’ (zou dat laatste misschien tegelijk een speldenprikje zijn aan de 26 studenten die veilig binnen de muren van de universiteit leven?). Een ander belangrijk doel was werkende jongeren te beschermen tegen de schadelijke effecten van de woningnood. Daarmee worden verkrotte huurwoningen en woekerhuren bedoeld. Om de stichtingsdoelen te bereiken, wil de SHWJ panden kopen of huren om die geschikt te maken voor verhuur aan werkende jongeren, al dan niet na verbouwing of renovatie. Een andere mogelijkheid die de  stichting ziet, is om zelf panden te bouwen die voldoen aan de eisen die werkende jongeren aan hun woonruimte stellen. In december 1979 worden de statuten herzien bij notaris Jan Karstens, dan oud-secretaris en oud-voorzitter van de SHWJ (op pagina 18 staat een interview met hem). De ideële strekking en het hoofddoel blijven gelijk, maar op onderdelen zijn er een paar verstrekkende aanpassingen. Zo komt er geen minimumleeftijd meer in voor. Er is daarentegen wel een maximumleeftijd opgenomen van dertig jaar, en dat is om te voorkomen dat ‘oudere jongeren’ blijven zitten en daarmee nieuwe  jongeren belemmeren woonruimte te vinden. Verder is de zin over de tegenstelling tussen studerende en werkende jongeren verdwenen; sowieso zijn de  woorden werkende jongeren nu overal ingeruild voor eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens of speciaal voor jongeren. De SHWJ wil de doelgroep dus iets nauwkeuriger omschrijven en die tegelijk verruimen, want ook ongehuwd samenwonen is nu mogelijk. Maar deze wijzigingen openen in principe ook de voordeuren voor studenten. Dat komt bovendien tot uiting in de manieren om het stichtingsdoel te bereiken, want daar is in 1979 aan toegevoegd dat de SHWJ kan samenwerken met andere instellingen ‘werkzaam op het terrein van de jongerenhuisvesting in het bijzonder, dan wel de volkshuisvesting in het algemeen’.  Daarmee wordt impliciet de Stichting Leidse Studentenhuisvesting bedoeld. Beide stichtingen houden zich met hetzelfde bezig en samenwerking is kostenbesparend, en dat is vooral voor de indertijd armere SHWJ een groot voordeel.

De eerste vijf jaar: van dokterswoning tot nieuwbouw appartementen
Op 4 september 1970, dus nog maar zo’n anderhalve maand na de oprichting, kopt de Leidse Courant dat de SHWJ goed begint te draaien. De krant besteedt aandacht aan de allereerste openbare vergadering van de stichting. Het eerste pand is al aangekocht, Plantage 24, en de stichting heeft nog ruimtwintig huizen op het oog om te kopen. Er zijn zelfs vergevorderde nieuwbouw plannen. Onder werkende jongeren is er veel animo voor een woning: voor de 12 kamers die beschikbaar komen in Plantage 24 staan 12 echtparen, 18 verloofde stelletjes en 61 ongehuwden (‘vooral meisjes en jonge vrouwen’) in de rij. Vanwege de grote belangstelling overweegt de SHWJ een ‘huurquote’ in te voeren, dat wil zeggen: om de huur te koppelen aan inkomen om daarmee te voorkomen dat iemand met eenhoog inkomen in een kamer met een lage huur terechtkomt, en andersom. Dat klinkt eerlijk, maar op die huurquote zou later kritiek komen, omdat daarmee vooral ‘beter gesitueerden’ in aanmerking zouden komen voor een woning van de stichting. Maar bij de toewijzing geldt in beginsel dat degene die het langst staat ingeschreven het eerst een kamer krijgt. De huurders moeten samen de kosten dragen die de stichting maakt, zonder dat er enige subsidie bij komt kijken. Dat studenten wel subsidie krijgen is discriminerend, maar de SHWJ hoopt dat dat binnenkort verandert nu Leiden de primeur heeft met het huisvesten van werkende jongeren en deze ontwikkeling op het ministerie met belangstelling wordt gevolgd. Maar of dat snel zal gebeuren … Het ministerie staat op het standpunt dat huursubsidie een verkapte loonsverhoging is voor slechts een relatief kleine groep jongeren, en dat is ook discriminerend.

Pand na pand …De SHWJ gaat de eerste vijf jaar hoe dan ook voortvarend te werk: er worden meer dan tien panden aangekocht en ook een stuk bouwgrond aan het Utrechtse Jaagpad, en één pand wordt in beheer genomen. En als klap op de vuurpijl vindt al in 1974 het eerste nieuwbouwproject plaats: ’t Veerhuis. Een paar jaar daarna bouwt de stichting op de plaats van enkele gebouwen die in de eerste vijf jaar aan de Middelweg zijn aangekocht een nieuw pand, en ook op het stuk grond dat zij verwierf vindt nieuwbouwplaats (in het thema Functioneel versus fraai lees je meer over nieuwbouwprojecten).* En dit gebeurt allemaal binnen de singels. Waarom het centrum? Daar zijn in die begintijd van de stichting voor relatief weinig geld (sanerings)panden te koop, en voor jongeren is het natuurlijk heel aantrekkelijk om midden tussen de levendigheid en bedrijvigheid van de binnenstad te wonen – het interview op pagina 44 meteen oud-bewoner van een appartement aan de Middelweg, hartje centrum, geeft daar een goed voorbeeld van. Veel van de SHWJ-panden in het centrum zijn rijks- en gemeentemonumenten; daar lees je alles over in de twee volgende thema’s: Krotten en kastelen en Markante metamorfoses. Het allereerste pand dat  de stichting koopt, is het prachtig gelegen Plantage 24, in 1971 gevolgd door Groenhovenstraat 6 en Raamsteeg 63.