‘Als het maar geen kabeljauw is waarmee een spiering wordt gevangen’

Met de verhuur van woningen speciaal aan werkende jongeren was de SHWJ in 1970 uniek in Nederland. Maar dat was niet de enige trend die de stichting zette: met woningen speciaal voor alleenstaande en getrouwde jongeren liep de SHWJ ook vooruit op de nota Huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens uit 1975. Of had de stichting daar zelfs het idee voor geplant in het hoofd van de toenmalige staatssecretaris van Volkshuisvesting en initiatiefnemer van de nota, Marcel van Dam? Dat is niet ondenkbaar, want het bestuur van de SHWJ lobbyde stevig bij zijn ministerie, zoals je kunt lezen in het interview met oud-bestuurslid Jan Karstens, en presenteerde daar haar plannen. In 1974 liet Van Dam weten genegen te zijn om de bouw van ’t Veerhuis als een ‘experimenteerproject’ te zien en er daarom subsidie voor te verstrekken (waarover meer hierna).

Handen uit de mouwen

In de begintijd van de SHWJ kruist de stichting regelmatig het pad van staatssecretaris Marcel van Dam. Dat is niet zo gek, want PvdA’er Van Dam was van 1973 tot 1977 staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet-Den Uyl. Maar dat regelmatige contact kwam ook doordat het beleid van de stichting en de staatssecretaris nogal wat overeenkomsten hadden: sociaal, idealistisch, gericht op groepen die niet onder de gangbare huisvestingregels vallen, en ook niet te onderschatten: nuchter, praktisch en voortvarend. Gewoon handen uit de mouwen en geen ‘gezwam’.

Van Dam zou in 1981 minister van Volkshuisvesting worden in het kabinet-Van Agt II, maar dat was maar van korte duur, want dat kabinet viel al in 1982; tussen die functies in en ook daarna was hij Tweede Kamerlid. Marcel van Dam was sowieso een BN’er: hij kwam vanaf eind jaren zestig op tv voor omroepvereniging VARA, eerst als ombudsman, later als presentator van discussieprogramma’s.

De nota Huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens zocht een oplossing voor het probleem dat de woningvoorraad te eenzijdig gericht was op gezinnen, waardoor het voor andere samenlevingsvormen moeilijk was om woonruimte te vinden. En van die andere vormen waren er in de jaren zestig en zeventig genoeg voorbeelden te geven. Zo waren er jongeren die op eigen benen wilden staan of ongetrouwd samen wilden wonen, gescheiden echtparen die niet, zoals daarvoor gebruikelijk was, met hangende pootjes ‘terug naar moeder’ wilden gaan, ouderen die zo lang mogelijk zelfstandig wilden blijven, ook als ze hun partner hadden verloren, en mannen en vrouwen ‘met een andere seksuele geaardheid’ die zich niet langer wilden verstoppen, maar voor hun geaardheid uitkwamen en alleen of met hun partner wilden wonen. Kortom: groepen die volgens de geldende normen niet voor een woning in aanmerking kwamen of die ‘buiten het gebruikelijke patroon vielen’; het ging dan over het algemeen ook nog eens om mensen die niet veel geld te besteden hadden. De nota voorzag hierin door met subsidie woningen te bouwen voor deze ‘bijzondere categorieën’, zoals de doelgroep werd genoemd, en die woonruimte was compact – meestal een woon-slaapkamer, keuken en badkamer met toilet – en betaalbaar dankzij subsidie. Zo’n woning werd aanvankelijk Van Dam-eenheid genoemd naar de initiatiefnemer, maar al snel werd dat hateenheid, en ook wel hatwoning, naar de naam van de nota, met de afkorting hat voor ‘huisvesting voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens’. Strikt genomen gaat het hier dus om een woningtype dat de SHWJ al sinds 1970 verhuurt: woningen voor eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens, alleen richt de SHWJ zich daarmee speciaal op werkende jongeren.

De nota verzocht ook om zogeheten stuurgroepen in te stellen om de behoeften van een- en tweepersoonshuishoudens op regionaal niveau te onderzoeken en nieuwbouw voor hen te stimuleren. Leiden was de tweede gemeente die zo’n stuurgroep startte, reden waarom staatssecretaris Marcel van Dam op 3 december 1975 langskwam op het stadhuis om die officieel te installeren. De dag erna memoreert het Leidsch Dagblad de pluim die de staatssecretaris de SHWJ op de hoed steekt als het om speciale groepen alleenstaanden gaat: ‘wat er daadwerkelijk voor deze groepen in Leiden inmiddels is gedaan, [is] voor ons land toch wel een beetje uniek (…). Het geldt met name voor de Stichting Huisvesting Werkende Jongeren, die baanbrekend werk heeft verricht.’ Robert Zweerts, naast voorzitter van de SHWJ ook lid van de stuurgroep, neemt het compliment in dankbaarheid aan.

Van Dam vertelt dat zijn beleid erop gericht is om speciale groepen, zoals werkende jongeren, zo veel mogelijk in te passen in de huisvesting van de andere bevolkingsgroepen. ‘De integratie moet bevorderd worden,’ houdt de staatssecretaris de kersverse stuurgroep voor, ‘daarom ben ik zeker niet van plan woonbunkers te laten bouwen.’ Hij geeft de voorkeur aan kleinschalige voorzieningen midden in de stad. En laat dit nu een vrijwel letterlijke herhaling zijn van wat de bezetters van de Pelikaanhof een paar jaar daarvoor eisten. Van Dam suggereert om oude panden in de binnenstad op te kopen en die te renoveren voor de speciale groepen. De directeur van de Stichting Leidse Studentenhuisvesting, L.J. van Rooijen, ook lid van de stuurgroep, brengt hiertegen in dat nieuwbouw op dat moment goedkoper is dan aankoop en verbouw. De staatssecretaris bestrijdt dat, want renovatie is alleen peperduur als je bijvoorbeeld woningen in oude fabriekspanden inricht, maar anders is het goed te doen. Maar dat is kennelijk alleen zo als je uitgaat van een wel zeer minimalistisch interieur, want, vindt Van Dam: ‘het [is] voor huisvesting van alleenstaanden beslist niet noodzakelijk (…) dat er in elk appartement een keuken, een toilet en een douche aanwezig is’. Het is maar zeer de vraag of de doelgroep het daarmee eens is, want gezamenlijke voorzieningen passen niet bij de gewenste zelfstandigheid, dat bleek ook uit de enquête die de SHWJ onder bewoners had gehouden (zie pagina 97). Van Rooijen voert vervolgens aan, gesteund door Zweerts, dat de renovatiekosten flink zijn gestegen door allerlei eisen, zoals voor brandveiligheid en geluidswering. De krant vermeldt helaas niet wat de reactie van Van Dam op die terechte tegenwerping is.

De opdracht die de stuurgroep meekreeg was: bouw kleinschalige woningen, inventariseer welke oude panden in de binnenstad geschikt zijn en bepaal samen met de doelgroep de woonfuncties en woonprogramma’s. De stuurgroep krijgt daarvoor 20.000 gulden (ruim 9.000 euro) plus een gulden voor iedere inwoner, wat toen zo’n 100.000 gulden betekende (ongeveer 45.000 euro). ‘Een flink bedrag,’ merkt Van Dam op, ‘al hoop ik niet dat het een kabeljauw is waarmee uiteindelijk een spiering wordt gevangen.’ Waarmee hij waarschuwde dat de stuurgroep niet moest verzanden in oeverloos geklets. Of zoals Jan Schaefer, zijn partijgenoot en staatssecretaris voor Stadsvernieuwing in hetzelfde kabinet, het nog wat minder politiek correct uitdrukte: ‘In geouwehoer kun je niet wonen.’