Het doel van de stichting vond ik een goede zaak. Er was een grote woningnood in Leiden; zelf kende ik ook jonge mensen die geen huis konden krijgen. In mijn studententijd had ik altijd alle faciliteiten gehad en ik was van mening dat ook werkende jongeren daarvan moesten kunnen profiteren.
Met mijn medebestuurslid Robert Zweerts, die in die tijd secretaris bij de Kamer van Koophandel was, vormde ik een hecht duo. We waren jong en dit kwam op ons pad. Eigenlijk waren we zelf ook werkende jongeren.’
Met niets begonnen
‘We waren een paar kwajongens met veel bluf. We begonnen met niets, we hadden geen kantoor, geen geld, alleen bevlogenheid. Met vijf bestuursleden vergaderden we iedere maandagavond om te bekijken hoe we onze plannen konden realiseren. In eerste instantie wilden we werkgevers interesseren in de woningnood die er heerste onder hun werknemers, maar zij hielden afstand. Daarom richtten we ons op de politiek. We maakten plannen en zetten onze voet tussen de deur bij de gemeente en bij het ministerie van Volkshuisvesting om die te presenteren. Het feit dat we moesten pionieren, gaf ons een zekere brutaliteit. We begonnen gewoon en maakten een vliegende start: in een tijdsbestek van nog geen drie jaar verwierven wij meer dan tien oude panden in de binnenstad. Zo creëerden wij in korte tijd talrijke wooneenheden voor werkende jongeren. Dat er in heel Nederland nog niet zoiets bestond, zorgde ervoor dat we landelijke bekendheid kregen met onze pilot. Door onze volharding en bekendheid wisten we het vertrouwen van de Leidse gemeenteraad te winnen om ons gemeentegarantie te verlenen.* Die hadden we nodig om geld te lenen waarmee we meer panden konden kopen en verbouwen. Bij de Nederlandse Waterschapsbank konden we vervolgens tegen gunstige voorwaarden lenen. Daardoor konden we in korte tijd flink uitbreiden, maar ik heb wel slapeloze nachten gehad door geldzorgen. We financierden lopende projecten met geld dat we al hadden geleend voor een volgend project en hadden altijd een negatief vermogen. Ik heb gelukkig nog net meegemaakt dat daar een einde aan kwam, voordat ik in 1977 afscheid nam.’ ‘Dankzij gemeentegarantie konden we in korte tijd flink uitbreiden, maar ik heb wel slapeloze nachten gehad door geldzorgen.’
Doordrammen bij bewindspersonen
‘We konden nu wel huizen aanbieden aan jongeren, maar we moesten veel te hoge huurprijzen rekenen,
omdat we geen subsidie kregen van het Rijk. Dat kwam doordat we geen “toegelaten instelling”
waren.* Een toegelaten instelling biedt sociale huurwoningen aan en krijgt daarvoor subsidie. Op die
manier kunnen reguliere woningbouwverenigingen de prijzen van hun sociale huurwoningen betaalbaar
houden. En ook studentenhuisvesting werd gesubsidieerd. Alleen de SHWJ viel buiten de boot. Zonder
subsidie moesten we al onze kosten voor het kopen, verbouwen en onderhouden van de panden en de
rente op leningen verwerken in de huurprijs, anders konden we simpelweg niet bestaan. Werkende jongeren
betaalden daardoor een hogere huur dan studenten en mensen die bij een woningbouwvereniging
terechtkonden – weer een onrechtvaardige situatie!
Toen we naast bestaande panden ook nieuwe wooncomplexen gingen bouwen, kregen we daarvoor
wel rijkssubsidie. Daardoor vielen onze bestaande panden helemaal buiten de markt. Na veel doordrammen
door de SHWJ bij de bewindspersonen Marcel van Dam en Jan Schaefer kwamen zij in 1975
met de nota Huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens. Onze stichting werd daarbij als
goed voorbeeld genoemd. Dankzij die nota werd de SHWJ een toegelaten instelling en kregen we met
terugwerkende kracht subsidie voor onze opgeknapte panden, waardoor we de huren konden verlagen
en deze betaalbaar werden voor werkende jongeren. Dat heeft veel voor ons betekend.’
Drukke jaren
‘De jaren zeventig waren bijzonder drukke jaren voor de stichting. We kochten veel panden en die
moesten allemaal worden gerenoveerd en toegewezen aan bewoners. Dat laatste gebeurde vanaf 1972
op ons kantoor in een door de stichting verworven monumentaal pand op de Hooigracht, een voormalig
bejaardentehuis waarin we later wooneenheden hebben gebouwd. Ons spreekuur hielden we daar
in een prachtige zaal met een beschilderd plafond, de regentenkamer. Jongeren stonden in rijen in de
gang te wachten tot ze aan de beurt waren. De directeur en een of twee bestuursleden bepaalden dan
aan de hand van een vragenlijst of iemand in aanmerking kwam. We hadden leeftijdscriteria, de jongere
moest werk hebben en er moest ook een zekere urgentie zijn. Als we het even niet meer wisten, keken
we omhoog en zagen we die fraaie plafondschildering …’
Telefoon bij nacht en ontij
‘Het gebeurde vaak dat we bij nacht en ontij werden gebeld over onheil in een van de panden, zoals
lekkage en overlast. We hadden daarvoor nog geen meldpunt, dus zulke zaken kwamen bij de bestuursleden
terecht. En vooral bij mij, want doordat ik kantoor hield in Leiden, was ik goed bereikbaar. Ik
schakelde dan een van onze onderhoudsmedewerkers in. Dat waren bijzondere figuren; we werkten
vaak met mensen die op de een of andere manier hun werk niet goed in het gareel konden doen, maar
bij de stichting kwamen ze wel tot hun recht. We waren maar met een klein team. Naast twee onderhoudsmedewerkers
hadden we administratieve ondersteuning. Ik heb grote bewondering voor Riet
Schouten,* die jarenlang de administratie deed. Zij was het vaste contactpunt voor de bewoners en de
intermediair tussen hen en het bestuur. Ze had een sociale inslag en een goede kijk op mensen; ze wist
snel wat voor vlees ze in de kuip had. Ze was de steunpilaar van de stichting, een vast baken in de organisatie.
Wij bestuursleden deden dit werk ernaast, maar zij stond ermee op en ging ermee naar bed.
Het was “haar stichting”.’
Kweeklust als cadeau aan de stad
‘Inmiddels ontstond er een nieuw probleem: vanwege de gunstige prijs-kwaliteitverhouding bleven jongeren
te lang wonen in de SHWJ-woningen. Zo blokkeerden zij de ruimte voor nieuwe jongeren. Later
is daarom een maximumleeftijd opgenomen in de statuten. Ook verviel bij die statutenwijziging het
nadrukkelijke onderscheid tussen studenten en werkende jongeren. Daarvoor hadden we gekozen omdat
we een verloving waren aangegaan met de Stichting Leidse Studentenhuisvesting (SLS). We wilden
graag samenwerken, omdat we ons met hetzelfde bezighielden, en als arme stichting met onvoldoende
mankracht konden we de ondersteuning van het administratieve en technische personeel van de SLS
heel goed gebruiken.
Ons eerste gezamenlijke nieuwbouwproject was Kweeklust aan de Vierlinghlaan, een bijzonder complex
met 31 appartementen voor studenten, 31 voor universiteitsmedewerkers en 31 voor werkende
jongeren. Het was een geslaagde samenwerking die een mooie mix van bewoners opleverde. Leiden
is een compacte stad, maar de studenten leefden daarin toch gescheiden van andere jongeren. Nu
brachten we hen bij elkaar. De opening van dit complex op 24 november 1977 was tevens mijn afscheid
als voorzitter van de SHWJ. In mijn toespraak heb ik verteld hoe mooi ik het vond dat we op het moment
dat ik aftrad, dit cadeau aan de stad konden geven.’
Florerende stichting
‘Ik vind het schitterend om te zien dat de stichting vijftig jaar na de oprichting floreert en zoveel
toevoegt op het gebied van huisvesting voor de jeugd. Ik denk met heel veel plezier terug aan de
begintijd en ik hoop van harte dat de SHWJ ook in de volgende 50 jaar haar belangrijke rol in de stad
Leiden kan blijven vervullen!’