Experimenteerproject ’t Veerhuis
Staatssecretaris Marcel van Dam meende dat het goedkoper was om oude panden te kopen en die op te knappen dan om nieuwe te laten bouwen, maar was dat wel zo? En als dat zo was, hadden de jonge huurders van de SHWJ daar dan ook iets aan? Het antwoord is tweemaal nee. De stichting kon alleen met geleend geld panden kopen en om die panden te renoveren was ook geleend geld nodig. En dat renoveren kon aardig in de papieren lopen, onder meer doordat moest worden voldaan aan allerlei eisen die de overheid aan huurhuizen stelde. Dat alles betekende dat de exploitatiekosten hoog waren, met als gevolg de hoge huren die hiervoor al ter sprake kwamen. Individuele huursubsidie zou uitkomst bieden, maar het lukt niet om die te krijgen voor oudbouw. Voor nieuwbouw daarentegen was wel subsidie te krijgen, dus gooide het bestuur het roer om: in 1973 kocht het 28 eenkamerwoningen in het pasgebouwde Rijnoevercomplex aan de Morsweg. (Er waren er overigens 35, de resterende 7 werden later aangekocht.) In 1974 ging de SHWJ nog een stapje verder: zij liet zelf een pand bouwen: ’t Veerhuis tegenover de Utrechtse Veer. Marcel van Dam had laten weten dat hij wel genegen was om de bouw daarvan als een ‘experimenteerproject’ te zien en er daarom subsidie voor te verstrekken, en dat gebeurde.
De bouw verliep heel voorspoedig: op 6 februari 1974 ging de eerste paal de grond in en op 26 februari 1975 werd het gebouw officieel geopend door … Marcel van Dam. Die zegde bij die gelegenheid toe dat de SHWJ voor de volgende twee projecten subsidie voor nieuwbouw in de oude binnenstad zou worden verleend. Daarover lees je meer in het thema Functioneel versus fraai.