Bezetting van de Pelikaanhof
De ergernis over de scheve verhouding tussen studenten en andere jongeren komt eind 1973 tot uitbarsting, als zo’n honderd werkende jongeren met een aantal solidaire studenten de Pelikaanhof bezetten. De Pelikaanhof is een nieuwe studentenflat van 540 kamers op de hoek van de Pelikaanstraat en de Oude Vest, die een week daarna klaar zou zijn voor bewoning. De jongeren protesteren daarmee tegen ‘de geringe mogelijkheden die werkende jongeren hebben om aan goede en betaalbare huisvesting te komen’, zo schrijft het Leidsch Dagblad op 10 november 1973 op de voorpagina – nog gevolgd door een sfeerimpressie op pagina 3 en achtergronden op pagina 10. Ook de Leidse Courant en de Nieuwe Leidsche Courant van die dag besteden er uitgebreid aandacht aan.
Misschien is het daaraan te danken dat de politiek er nu wel meteen bij is. De PAK-fractie (‘Progressief Akkoord’: PvdA, D66 en PPR) vindt dat de jongeren gelijk hebben met hun verlangen naar ‘gelijkberechtiging’. De KVP sluit zich daarbij aan, maar legt de schuld voor een deel bij de jongeren zelf: die zouden zich te afwachtend hebben opgesteld. Die passiviteit beëindigen met een bezetting is dan kennelijk ook weer niet de bedoeling, want dat pressiemiddel keurt deze partij af.* Het regent ‘solidariteitsverklaringen’ van allerlei groeperingen, van Dolle Mina tot wijkcomité. Ook de buurt rond het gebouw staat achter de actie, want die voorziet de bezetters van eten. En zelfs de politie laat weten niet te zullen ingrijpen.
De bezetting eindigt na één dag met ‘een massale meeting’ waarin de werkende jongeren hun eisen bekendmaken: subsidie voor de SHWJ, die nu veel huur moet vragen om haar begroting rond te krijgen, strenger optreden tegen huisjesmelkers en meer bevoegdheden voor de huuradviescommissie bij het vaststellen van huren en sancties tegen wantoestanden. En de woningen moeten ‘geen woonbunkers worden, maar normale, fatsoenlijke kamers, verspreid tussen de normale woningbouw’. Dat de bezetters niet over één nacht ijs zijn gegaan, maar zich goed hebben voorbereid, zie je dus ook terug in hun eisen, want daarmee geven ze blijk van een toekomstvisie voor een betere en eerlijker woningmarkt voor jongeren. Tijdens de bijeenkomst wordt de Aktiegroep Kamernood opgericht, die zich zal inzetten voor het ‘lenigen van de huisvestingsnood van werkende jongeren’. De groep wil dus hetzelfde bereiken als de SHWJ, maar dat betekent niet dat de actievoerders de SHWJ kritiekloos zullen steunen, zo zal blijken.
Zo’n drie weken later, op 30 november 1973, legt landelijk dagblad De Tijd de vinger op de zere plek: studenten mogen het huis uit als ze gaan studeren, maar van werkende jongeren wordt aangenomen dat ze thuis willen blijven wonen totdat ze gaan trouwen. En dat terwijl de meeste studenten traditioneel uit rijkere families komen, die in grotere huizen wonen dan de arbeiderswoningen van de gezinnen met werkende jongeren. De meeste werkende jongeren vinden het dan ook niet fijn om thuis te wonen, maar ze weten niet hoe ze aan zelfstandige woonruimte moeten komen. En dan is het wel heel wrang als er in je omgeving wel 540 woningen voor studenten kunnen worden gebouwd. ‘Van elke gulden die de Stichting Leidse Studentenhuisvesting uitgeeft, betaalt de staat 60 cent’, merkt een van de voormalige bezetters van de Pelikaanhof op. Het is niet zo dat werkende jongeren de studenten hun lage huur misgunnen, maar ze vinden dat zij daar óók recht op hebben. Hoe zou je daar nu op tegen kunnen zijn? En de kritiek dat werkende jongeren meer geld hebben dan studenten, die je in die tijd vaak hoort, valt eenvoudig te weerleggen: jongeren verdienen met werken nauwelijks meer dan wat studenten krijgen aan volledige beurs. Maar ze betalen wel belasting, en die maakt onder meer die beurzen en de huursubsidie voor studenten mogelijk.
Heeft de bezetting van de Pelikaanhof eigenlijk zin gehad? In ieder geval volgt er in april 1974 in de Stadsgehoorzaal de hoorzitting Kamernood, om te inventariseren hoe het ervoor staat op de Leidse woningmarkt.
* De PPR (Politieke Partij Radikalen) is opgegaan in GroenLinks, en de KVP (Katholieke Volkspartij) in het CDA.