De nota verzocht ook om zogeheten stuurgroepen in te stellen om de behoeften van een- en tweepersoonshuishoudens op regionaal niveau te onderzoeken en nieuwbouw voor hen te stimuleren. Leiden was de tweede gemeente die zo’n stuurgroep startte, reden waarom staatssecretaris Marcel van Dam op 3 december 1975 langskwam op het stadhuis om die officieel te installeren. De dag erna memoreert het Leidsch Dagblad de pluim die de staatssecretaris de SHWJ op de hoed steekt als het om speciale groepen alleenstaanden gaat: ‘wat er daadwerkelijk voor deze groepen in Leiden inmiddels is gedaan, [is] voor ons land toch wel een beetje uniek (…). Het geldt met name voor de Stichting Huisvesting Werkende Jongeren, die baanbrekend werk heeft verricht.’ Robert Zweerts, naast voorzitter van de SHWJ ook lid van de stuurgroep, neemt het compliment in dankbaarheid aan.
Van Dam vertelt dat zijn beleid erop gericht is om speciale groepen, zoals werkende jongeren, zo veel mogelijk in te passen in de huisvesting van de andere bevolkingsgroepen. ‘De integratie moet bevorderd worden,’ houdt de staatssecretaris de kersverse stuurgroep voor, ‘daarom ben ik zeker niet van plan woonbunkers te laten bouwen.’ Hij geeft de voorkeur aan kleinschalige voorzieningen midden in de stad. En laat dit nu een vrijwel letterlijke herhaling zijn van wat de bezetters van de Pelikaanhof een paar jaar daarvoor eisten. Van Dam suggereert om oude panden in de binnenstad op te kopen en die te renoveren voor de speciale groepen. De directeur van de Stichting Leidse Studentenhuisvesting, L.J. van Rooijen, ook lid van de stuurgroep, brengt hiertegen in dat nieuwbouw op dat moment goedkoper is dan aankoop en verbouw. De staatssecretaris bestrijdt dat, want renovatie is alleen peperduur als je bijvoorbeeld woningen in oude fabriekspanden inricht, maar anders is het goed te doen. Maar dat is kennelijk alleen zo als je uitgaat van een wel zeer minimalistisch interieur, want, vindt Van Dam: ‘het [is] voor huisvesting van alleenstaanden beslist niet noodzakelijk (…) dat er in elk appartement een keuken, een toilet en een douche aanwezig is’. Het is maar zeer de vraag of de doelgroep het daarmee eens is, want gezamenlijke voorzieningen passen niet bij de gewenste zelfstandigheid, dat bleek ook uit de enquête die de SHWJ onder bewoners had gehouden (zie pagina 97). Van Rooijen voert vervolgens aan, gesteund door Zweerts, dat de renovatiekosten flink zijn gestegen door allerlei eisen, zoals voor brandveiligheid en geluidswering. De krant vermeldt helaas niet wat de reactie van Van Dam op die terechte tegenwerping is.
De opdracht die de stuurgroep meekreeg was: bouw kleinschalige woningen, inventariseer welke oude panden in de binnenstad geschikt zijn en bepaal samen met de doelgroep de woonfuncties en woonprogramma’s. De stuurgroep krijgt daarvoor 20.000 gulden (ruim 9.000 euro) plus een gulden voor iedere inwoner, wat toen zo’n 100.000 gulden betekende (ongeveer 45.000 euro). ‘Een flink bedrag,’ merkt Van Dam op, ‘al hoop ik niet dat het een kabeljauw is waarmee uiteindelijk een spiering wordt gevangen.’ Waarmee hij waarschuwde dat de stuurgroep niet moest verzanden in oeverloos geklets. Of zoals Jan Schaefer, zijn partijgenoot en staatssecretaris voor Stadsvernieuwing in hetzelfde kabinet, het nog wat minder politiek correct uitdrukte: ‘In geouwehoer kun je niet wonen.’